samenvoegen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: samenvoegen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈsamə(n)vuɣə(n)/
Woordafbreking
- sa·men·voe·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van samen en voegen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
samenvoegen |
voegde samen |
samengevoegd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
samenvoegen
- overgankelijk bij elkaar doen
- Alle ingrediënten moesten worden samengevoegd.
- ▸ De Zweedse bossen konden kant-en-klare stammen van twintig meter leveren, maar voor het werk met de palen in de rivier hadden ze de dubbele lengte nodig. Ze moesten daarom twee stammen samenvoegen om een paal van veertig meter te krijgen.[1]
Vertalingen
1. bij elkaar doen
Gangbaarheid
- Het woord samenvoegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "samenvoegen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %