reiskost

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reis·kost
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reiskost (reiskosten) *
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de reiskostm

  1. (voeding) eten voor onderweg
    • De reis van Londen was rampspoedig geweest: een hinkend paard, geen reiskost, regen en onweer. [2]
  2. (financieel), (verkeer) hoeveelheid geld die je voor een reis moet uitgeven
    • Touroperator Thomas Cook vraagt een brandstoftoeslag van ongeveer 0,4 procent van de totale reiskost voor al geboekte pakketreizen met vertrek in juli (vlucht, transfer en hotel). [3]
Synoniemen
Opmerkingen
  • Het meervoud "reiskosten" heeft alleen dezelfde betekenis "hoeveelheid geld die je voor een reis moet uitgeven" en is dus voor wat betreft de betekenis niet het meervoud van "reiskost". Deze meervoudsvorm is standaardtaal; het enkelvoud wordt vooral in België wel gebruikt. [4]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen