recreatie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·cre·a·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontspanning’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- Naamwoord van handeling van recreëren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recreatie | recreaties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de recreatie v
- (maatschappij) activiteiten die de gezondheid of het moraal bevorderen door ontspanning en plezier
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- recreatiebeleid, recreatiecriminaliteit, recreatiedruk, recreatiefunctie, recreatiegebied, recreatiekunde, recreatielokaal, recreatiemilieu, recreatiemogelijkheid, recreatieschap, recreatiesector, recreatiewoning
- recreatief
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord recreatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "recreatie" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
Verwijzingen
- ↑ "recreatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ recreatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be