proof

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: -proof

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • proof
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord proof -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

proof [2]

  1. een maat voor de hoeveelheid ethanol (ethylalcohol) in een alcoholische drank (bedraagt ongeveer tweemaal het alcoholpercentage)

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to  proof 
he/she/it  proofs 
verleden tijd  proofed 
voltooid
deelwoord
 proofed 
onvoltooid
deelwoord
 proofing 
gebiedende wijs  proof 

Werkwoord

  1. (tekstkritiek) proeflezen (en zo nodig in de tekst verbeteringen aanbrengen of voorstellen)
  2. (kleding) (schoeisel) geen water doorlatend, ondoordringbaar voor water maken
  3. (kookkunst) het deeg laten rusten (zodat het kan rijzen)
enkelvoud meervoud
proof proofs

Zelfstandig naamwoord

proof

  1. bewijsstuk
  2. proefstuk, proefdruk (van boeken e.d., bedoeld om fouten te ontdekken en zo nodig te corrigeren)
  3. (militair) (verouderd) pantser van bewezen en dus uitstekende kwaliteit
  4. (drinken) alcoholmaat voor sterke dranken, bijv. 100 proof = (bevattende) 50% alcohol (m.n. VS)
Verwante begrippen