pottenlikker

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: potlikker


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pot·ten·lik·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pottenlikker pottenlikkers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pottenlikkerm

  1. (persoon) iemand die restjes van iets lekker oplikt
     Anneke is gauw naar grootmoe gegaan met de pan en de lepel. Nu zit ze naast grootmoe in het gras; en het pannetje staat tussen haar benen. Zo lekker! Anneke’s kleine neus wordt er óók bruin van. Grootmoe lacht. Grootmoe zegt: „Lekker, hè, kleine pottenlikker! Vanmiddag eten we nog méér pudding; (…)[1]
  2. (huishouden) keukengerei om restjes voedsel uit diepe potten en pannen te halen, bestaand uit een schraper van buigzaam materiaal aan een stevige steel
     Ik heb haar ook wel eens een tik gegeven met een pottenlikker. Zo'n plastic ding aan een lange steel.[2]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 juli 2023 Weblink bron
    Hulst, W.G. van de
    “Het grote voorleesboek” (1947), Zomer & Keuning, Wageningen, p. 295
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 juli 2023 Weblink bron
    Sander Rooijakkers
    We wisten dat ze ons zouden pakken in: Provinciale Zeeuwse Courant op Wikipedia, jrg. 245 nr. 170 (20 juli 2002), p. 4 kol. 6