planner

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

maandplanner
Uitspraak
Woordafbreking
  • plan·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord planner planners
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de plannerm

  1. (beroep) een persoon of voorwerp dat behulpzaam is bij het organiseren van werkzaamheden of andere handelingen in de tijd
    • Een lijfrentebankrekening openen was in het verleden een populaire optie. Maar, waarschuwt Paolo Seijsener, financieel planner en pensioenadviseur van adviesbureau Visieplus, met de huidige rente levert dat geen indrukwekkende bedragen op. Seijsener rekent voor: leg je twintig jaar lang 100 euro per maand in, dan levert dat met sparen circa 27.500 euro op. De fiscale aftrek is onder meer afhankelijk van je AOW en andere pensioenvoorzieningen. Sinds 1 januari 2015 mag je met lijfrentesparen nog maar maximaal 75 procent van je gemiddelde loon vergaren. Nadeel is bovendien volgens Seijsener, dat je in de uitkeringsfase beperkt wordt door fiscale spelregels. „Vóór je officiële pensioenleeftijd heb je hier niks aan omdat het geld moet worden gebruikt als aanvulling op je AOW.” [1] 
  2. een gestructureerd persoon
     Ik was altijd een efficiënte planner geweest en hield van structuur, orde en controle.[2]
    • Ik ben geen echte planner daarom moet ik er voor zorgen dat mijn leven simpel en eenvoudig blijft. 
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. NRC Friederike de Raat 25 november 2016
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be