personeelslid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- per·so·neels·lid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | personeelslid | personeelsleden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
personeelslid o
- iemand die ergens in loondienst werkt
- ▸ De kwestie draait om verschillende feestjes en borrels van de overheid die plaatsvonden op het moment dat er strenge coronaregels golden in Engeland. Sommige medewerkers kregen meerdere boetes. Om hoeveel personeelsleden het gaat is niet bekendgemaakt.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord personeelslid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron “Politie Londen sluit onderzoek 'partygate' af, 126 boetes opgelegd” (19 mei 20), NOS