palemaille

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Beoefenaars van palemaille in de 17e eeuw.
Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·le·mail·le
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord palemaille [2] palemaillen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de palemaillev / m

  1. (sport) (historisch) spel waarbij deelnemers een houten bal met een slaghout over een lange baan in zo weinig mogelijk slagen vanaf een paal aan het begin via een poortje naar een paal aan het eind spelen
      Maer de oeffeninghen die ick wil dat ghy ghebruycken sult (hoewel slechts matelijck en gheen ambacht daer van makende) zijn Loopen / Springhen / Worstelen / Schermen / Dansen / Kaetsen / Schieten met den Boghe / Palemaille / ende dierghelijcke fraeye ende ghenoechlycke spelen[2]
  2. (sport) (historisch) slaghout waarmee het gelijknamige spel wordt gespeeld
     De maliesport beleefde zijn grootste bloei in de zeventiende eeuw. Het instrumentarium bestond uit een slaghout (‘malie’ of ‘maliestok’) en een bal. De 18de-eeuwse auteur J. le Francq van Berkhey beschreef de maliestok als ‘een langen taaien zweependen Stok, met een Fluweel Handvat, en aan 't ondereinde een houten, met yzer beslaagen, Hamerslag’. Het woord malie is afgeleid van het Latijnse malleus (= hamer). Het synoniem palimalie - ook wel palemaille - heeft nooit echt wortel geschoten in het Nederlands; dit woord gaat via het Frans terug op een Italiaans woord pallamaglio (= bal en malie).[3]
Schrijfwijzen
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 30 augustus 2023 Weblink bron
    Jacous I, koning van Groot-Brittannië (vert. Vincentius Reineri Meusevoet)
    “Een coninglijck gheschenck: ofte, Onderwijsingen zijner majesteyt van Engelant […] aen zijnen […] zone Henricvm, Deel 2” (1603), Cornelis Claesz en Laurens Jacobsz, Amsterdam, p. 69
  3. Bronlink geraadpleegd op 30 augustus 2023 Weblink bron
    Riemer Reinsma
    Geschiedenis op straat : Maliebaan in: Onze Taal., jrg. 66 nr. 9 (september 1997), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 229