overzitter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·zit·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overzitter overzitters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de overzitterm

  1. scholier die een schooljaar moet overdoen
     De Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) vraagt directies en leerkrachten grondig na te denken over alternatieven voor een C-attest en te werken met herexamens en vakantietaken. Ook wil de organisatie een persoonlijk begeleidingstraject voor overzitters. Dat meldt de VSK, als koepel dinsdag in een persbericht.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    rdc
    “'Wees zuinig met C-attesten'” (19/06/2012), De Standaard
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be