opkoper

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ko·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opkoper opkopers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opkoperm

  1. (beroep) inkoper die minder courante producten inkoopt waarvan de verkopende partij vaak niet weet wat ermee te doen. De opkoper kent de kanalen om de goederen weer snel door te verkopen.
    • Elke maand organiseerde het Fietsdepot voor professionele opkopers een veiling van de fietsen die niet binnen zes weken zijn opgehaald door hun eigenaar.[1] 
    • Bovendien vreest het college rechtsongelijkheid jegens hen die geen claim indienen. Leden van de Joodse gemeenschap zien het anders en wijzen er op dat 'echte rechtsongelijkheid'bestaat omdat voor sommige huizen van de Joden erfpacht was betaald door de onrechtmatige opkoper en voor anderen niet.[2] 
    • Mauricio is een van de vele Venezolanen die vuilniszakken afspeurt op zoek naar eten en waardevolle spullen. „Ik zoek plastic spullen en apparaten. Die maak ik schoon en verkoop ik aan een opkoper.[3] 
  2. iemand die een hele voorraad opkoopt
    • De strijd om AkzoNobel is nog lang niet gestreden. Een aantal aandeelhouders van het verf- en chemieconcern eist dat Akzo met opkoper PPG gaat praten. Akzotopman Ton Büchner is dat niet van plan.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Het Parool PRISCILLA TIENKAMP 23 JUNI 2016 Fietsdepot stopt met veilen fietsen
  2. Het Parool 13 JULI 2016 [13 JULI 2016 Dit is waar de discussie over Joodse erfpachtgelden om draait ]
  3. Reformatorisch Dagblad Henrique Staal 22-03-2017 „Venezuela is totaal corrupt”
  4. Het Parool HERMAN STIL 23 MAART 2017 AkzoNobel nu ook onder vuur van aandeelhouders
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be