Naar inhoud springen

ophebben

Uit WikiWoordenboek
  • op·heb·ben
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ophebben
had op
opgehad
onregelmatig volledig

ophebben [1]

  1. overgankelijk als hoofddeksel dragen
  2. overgankelijk geconsumeerd hebben
75 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]