oogwenk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oog·wenk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogwenk | oogwenken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de oogwenk m
- een zeer korte tijd
- Andere mensen die Klaas Otto sinds het begin van deze eeuw hebben leren kennen, schetsen een ander beeld. Ja, hij is een warme Brabander maar ook extreem ijdel. Klaas wil absoluut niet lelijk op de foto staan en draagt jarenlang een haarstukje. Tijdens een gesprek, zo blijkt uit de verhalen, kan Otto in een oogwenk omslaan van amicaal naar onprettig. Dan gedraagt hij zich als een potentaat, die fysiek geweld niet schroomt. [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord oogwenk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oogwenk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ oogwenk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Andreas Kouwenhoven Jan Meeus
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be