tel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tel
Woordherkomst en -opbouw
[1, 2] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | tel | tellen |
verkleinwoord | telletje | telletjes |
[3] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | tel | tels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
tel m
- zeer korte tijdsduur.
- seconde
- (Jiddisch-Hebreeuws) ruïneheuvel, gevormd door opeenvolgende lagen van bewoning
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tellen |
tel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tellen
- Ik tel.
- gebiedende wijs van tellen
- Tel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tellen
- Tel je?
Gangbaarheid
- Het woord tel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "tel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %