Naar inhoud springen

wenk

Uit WikiWoordenboek
  • wenk
enkelvoud meervoud
naamwoord wenk wenken
verkleinwoord wenkje wenkjes

de wenkm

  1. een teken met de hand gegeven
    • Met een wenk liet de politieagent de ene rij auto's optrekken. 
  2. een aanduiding die beoogt het vinden van de oplossing te vergemakkelijken
    • Door die wenk was de opgave niet al te moeilijk. 
vervoeging van
wenken

wenk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wenken
    • Ik wenk. 
  2. gebiedende wijs van wenken
    • Wenk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wenken
    • Wenk je? 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]