wenk
Uiterlijk
- wenk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wenk | wenken |
verkleinwoord | wenkje | wenkjes |
de wenk m
- een teken met de hand gegeven
- Met een wenk liet de politieagent de ene rij auto's optrekken.
- een aanduiding die beoogt het vinden van de oplossing te vergemakkelijken
- Door die wenk was de opgave niet al te moeilijk.
1.
vervoeging van |
---|
wenken |
wenk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wenken
- Ik wenk.
- gebiedende wijs van wenken
- Wenk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wenken
- Wenk je?
- Het woord wenk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wenk" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ wenk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be