onvruchtbaarheid
Uiterlijk
- on·vrucht·baar·heid
- afgeleid van onvruchtbaar met het achtervoegsel -heid
- antoniem van vruchtbaarheid met het voorvoegsel on-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onvruchtbaarheid | onvruchtbaarheden |
verkleinwoord |
de onvruchtbaarheid v
- (medisch) geen kinderen kunnen krijgen, infertiliteit
- Oudere echtparen hebben een grotere kans op onvruchtbaarheid.
- (landbouw) dor, schraal (van grond)
- Onvruchtbaarheid van de grond is meestal een probleem bij boerderijen op zandgrond.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord onvruchtbaarheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.