ontvlambaar

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  ontvlambaar    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ont·vlam·baar

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van ontvlammen met het achtervoegsel -baar

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	ontvlambaar	ontvlambaarder	ontvlambaarst
verbogen	ontvlambare	ontvlambaardere	ontvlambaarste
partitief	ontvlambaars	ontvlambaarders	-

Bijvoeglijk naamwoord

ontvlambaar

1. makkelijk in de brand kunnen vliegen

   • Benzine is een licht ontvlambare vloeistof. 

2. van een persoon dat hij makkelijk opgewonden kan raken

   • Hij heeft een licht ontvlambaar temperament. 

Vertalingen

    1.   

Catalaans: inflamable (ca) Deens: letantændelig (da) Duits: entflammbar (de), entzündlich (de) Engels: inflammable (en), flammable (en) Frans: inflammable (fr)

Hongaars: gyúlékony (hu) Italiaans: infiammabile (it) Pools: palny (pl) Spaans: inflamable (es) Zweeds: lättantändlig (sv)

Gangbaarheid

• Het woord ontvlambaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ontvlambaar" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.