office

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • of·fice
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord office offices
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

office o

  1. (horeca) werkruimte met een voorraad schoon servies, glazen en bestek waar ook de gerechten klaar worden gezet zodat het bedienend personeel kan zorgen voor het opdienen aan de gasten
    • Als je in het office werkt, moet je vaak bestek en serviesgoed schoonmaken en sorteren. [1]
  2. (verouderd) onderdeel van een suikerwerkfabriek waar bestanddelen worden gemengd en in vormen gegoten
    • In hoofdzaak dienen de amandelen voor de bakkerij, een klein gedeelte voor dragée-afdeeling en office. [2]
Synoniemen
Verwante begrippen

ook ontleend aan het Frans

Opmerkingen
  • Samenstellingen met "office" in het Nederlands zijn in de regel afgeleid van het Engelse office.

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
office offices

Zelfstandig naamwoord

office

  1. bureau
  2. kantoor