nudist

Nederlands

1. Een nudist die golf speelt.

Uitspraak

• Geluid:  nudist    (hulp, bestand)
• IPA: / nyˈdɪst / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• nu·dist

Woordherkomst en -opbouw

• van Frans nudiste of afgeleid van  nudisme zn  met het achtervoegsel -ist, in de betekenis van ‘naaktloper’ voor het eerst aangetroffen in 1961

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	nudist	nudisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

nudist m

1. iemand die vindt dat een verblijf in de vrije natuur zonder het dragen van kleding gezond is

   • Terwijl de politici kibbelen, is de Franse pers wel eensgezind in haar veroordeling van het boerkiniverbod. ‘Zijn we niet allemaal gek geworden?’, titelde de krant Le Parisien. Le Figaro verwees naar de films over de ‘Gendarme de Saint-Tropez’, gespeeld door Louis de Funès, die in zijn tijd op het strand jacht maakte op... nudisten.  
   • Ophef in Saksen: het Duitse grondrecht op naaktlopen komt in de verdrukking nu tegenover een lokaal nudistenterrein een asielzoekerscentrum voor mannen wordt ingericht. De nudisten mogen vanaf volgende maand alleen nog in badkleding zwemmen.  

Synoniemen

• naaktloper, blootloper, naaktrecreant, naturist

Vertalingen

    1. iemand die vindt dat een verblijf in de vrije natuur zonder het dragen van kleding gezond is   

Engels: nudist (en)

Gangbaarheid

• Het woord nudist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nudist" herkend door:

97 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.