Naar inhoud springen

notenkraker

Uit WikiWoordenboek
[1] Een notenkraker en walnoten.
[2] Nucifraga caryocatactes
  • no·ten·kra·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord notenkraker notenkrakers
verkleinwoord notenkrakertje notenkrakertjes

de notenkrakerm

  1. (gereedschap) een werktuig dat het kraken van noten vergemakkelijkt
    • Mag ik die notenkraker even? 
     Alleen al het inkopen doen voor de kerstmaaltijd. En het je herinneren hoe het zat met dadels en speculaas, het dopen van stukjes brood in hambouillon, varkenspootjes, stokvis met piment en witte saus op Zweedse wijze of spek in eigen vet, mosterd en doperwtenpuree op Noorse wijze, welke soorten noten verplicht waren — en op het laatste moment op kerstavond zelf notenkrakers aanschaffen —, rolham, haring en rijstebrij.[2]
  2. (zangvogels) een vogel van het geslacht Nucifraga op Wikispecies dat voorkomt in de bossen van Eurazië en Noord-Amerika
    • Notenkrakers leven voornamelijk van de zaden in dennenappels. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. notenkraker op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be