naaste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·ste (bijvoeglijk naamwoord van na)
  • naas·te (van naast)
  • naas·te (werk- en zelfstand naamwoord)
enkelvoud meervoud
naamwoord naaste naasten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

naaste v/m

  1. medemens
    • ”Heb uw naaste lief als uzelf.” 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

naaste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van na

naaste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van naast

Werkwoord

vervoeging van
naasten

naaste

  1. aanvoegende wijs van naasten
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be