Naar inhoud springen

maagdelijkheid

Uit WikiWoordenboek
  • maag·de·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord maagdelijkheid -
verkleinwoord - -

de maagdelijkheidv

  1. (seksualiteit) eigenschap dat je niet eerder geslachtsverkeer hebt gehad
    • Ze bezat haar maagdelijkheid nog. 
     In Amerika halen jongeren tegenwoordig later hun rijbewijs, drinken ze minder en verliezen later hun maagdelijkheid, omdat ze dag in dag uit alleen op hun kamer aan hun telefoon gekluisterd zitten.[2]
     Maar ik was ook iemand anders geworden, Eric Henri Letang was iemand anders dan Eric Lauritzen, al zaten ze in hetzelfde lichaam. Wat dat betekende wist ik niet, alleen dat het op een of andere manier cruciaal moest zijn. Of het even cruciaal zou worden om je maagdelijkheid te verliezen, wist ik natuurlijk niet.[3]
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 22 februari 2021 Weblink bron
    Rosanne Hertzberger
    “Mijn kind weet niet wat e-mail is” (3 november 2018) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be