maagdelijk
Uiterlijk
- Geluid: maagdelijk (hulp, bestand)
- maag·de·lijk
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | maagdelijk | maagdelijker | maagdelijkst |
| verbogen | maagdelijke | maagdelijkere | maagdelijkste |
| partitief | maagdelijks | maagdelijkers | - |
maagdelijk [1]
- betrekking hebbende op een maagd
- Het maagdelijke meisje was nog teer en onschuldig.
- van dingen ongerept, teer
- De maagdelijke, witte sneeuw lag wel een halve meter dik in onze tuin.
- zuiver, rein, puur, onbesmet, smetteloos, ongebruikt, nieuw
- Het woord maagdelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maagdelijk" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be