Naar inhoud springen

losbreken

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 14 jun 2019 om 00:57 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·bre·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
losbreken
brak los
losgebroken
klasse 4 volledig

Werkwoord

losbreken [1]

  1. onovergankelijk door breuk uit elkaar vallen
  2. onovergankelijk losbarsten (met geweld tot een uitbarsting komen)
  3. overgankelijk losmaken of afscheiden door te breken
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen