lezerspubliek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·zers·pu·bliek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lezerspubliek lezerspublieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

lezerspubliek o [1]

  1. al de mensen die een bepaalde tekst lezen of gelezen hebben
     Tolstoj weet zijn militaire ervaringen aan te wenden voor zijn schrijverschap: gedurende een aantal jaren functioneert hij als een soort oorlogscorrespondent avant la lettre: zijn verhalen worden door het lezerspubliek in de grote steden van Rusland gretig gelezen.[2]
     Vanaf vanavond kan een maand lang gestemd worden op deze boeken óf een boek naar keuze via www.nspublieksprijs.nl. Het boek waar het lezerspubliek het meest op stemt wint. De winnaar wordt bekendgemaakt in de talkshow M op NPO 1.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 januari 2022 Weblink bron “Drie nieuwe namen dingen mee naar NS Publieksprijs” (21-10-2020), NOS