lezerspubliek
Uiterlijk
- le·zers·pu·bliek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lezerspubliek | lezerspublieken |
verkleinwoord |
het lezerspubliek o
- al de mensen die een bepaalde tekst lezen of gelezen hebben
- ▸ Tolstoj weet zijn militaire ervaringen aan te wenden voor zijn schrijverschap: gedurende een aantal jaren functioneert hij als een soort oorlogscorrespondent avant la lettre: zijn verhalen worden door het lezerspubliek in de grote steden van Rusland gretig gelezen.[2]
- ▸ Vanaf vanavond kan een maand lang gestemd worden op deze boeken óf een boek naar keuze via www.nspublieksprijs.nl. Het boek waar het lezerspubliek het meest op stemt wint. De winnaar wordt bekendgemaakt in de talkshow M op NPO 1.[3]
1. al de mensen die een bepaalde tekst lezen of gelezen hebben
- Het woord lezerspubliek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Drie nieuwe namen dingen mee naar NS Publieksprijs” (21-10-2020), NOS