lees

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lees
enkelvoud meervoud
naamwoord lees lezen
verkleinwoord leesje leesjes

Zelfstandig naamwoord

de leesv

  1. spoor [1]
  2. riem, band [2]

Werkwoord

vervoeging van
lezen

lees

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lezen
    • Ik lees. 
  2. gebiedende wijs van lezen
    • Lees! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lezen
    • Lees je? 

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
lees
gelees
volledig

Werkwoord

lees

  1. lezen


Engels

enkelvoud meervoud
- lees [2]

Zelfstandig naamwoord

lees mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lee
  2. (oenologie) droesem


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
leer

lees

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van leer