krabber

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krab·ber
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord krabber krabbers
verkleinwoord krabbertje krabbertjes

Zelfstandig naamwoord

krabber m [2]

  1. (gereedschap) voorwerp om mee te krabben, onmisbaar voor schilders die oude verflagen willen verwijderen of mensen die jeuk op hun rug hebben.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen