Naar inhoud springen

kneden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kne·den
Woordherkomst en -opbouw

= Germaanse talen:

= Andere Indo-Europese talen:

|}

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kneden
kneedde
gekneed
zwak -d volledig

Werkwoord

kneden

  1. overgankelijk een massa soepel maken door er steeds in te knijpen
    • De bakker kneedde het deeg. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Nedersaksisch

Werkwoord

kneden

  1. kneden; een massa soepel maken door er steeds in te knijpen


Veluws

Werkwoord

kneden

  1. kneden; een massa soepel maken door er steeds in te knijpen