keppel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kep·pel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord keppel keppels
verkleinwoord keppeltje keppeltjes

Zelfstandig naamwoord

de keppelv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (kleding) hoofddeksel in de vorm van een ondiep bolsegment, gedragen door religieuze (Joodse) mannen
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen