jeugdherberg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jeugd·her·berg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jeugdherberg jeugdherbergen
verkleinwoord jeugdherbergje jeugdherbergjes

Zelfstandig naamwoord

de jeugdherbergv / m

  1. (horeca), (toerisme) herberg, vooral voor reizende jongeren, waar relatief goedkoop kan worden overnacht en gegeten
    • We overnachtten in een jeugdherberg. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen