Naar inhoud springen

jawoord

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 01:22 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ja·woord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jawoord jawoorden
verkleinwoord jawoordje jawoordjes

Zelfstandig naamwoord

jawoord o

  1. het bevestigende antwoord op een huwelijksaanzoek
    • Hij gaf haar onmiddellijk het jawoord. 
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be