isolator

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iso·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord isolator isolatoren
isolators
verkleinwoord isolatortje isolatortjes

Zelfstandig naamwoord

de isolatorm

  1. (elektrotechniek) stof die of lichaam dat isoleert tegen geleiding van elektriciteit (vaak van glas of porselein)
  2. (natuurkunde), (bouwkunde) is een materiaal of medium dat geluid of warmte tegenhoudt
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be