inhiberen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·hi·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn

Werkwoord

inhiberen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inhiberen
inhibeerde
geïnhibeerd
zwak -d volledig
  1. zorgen dat iets minder of niet gebeurt
     Wetenschappers van Devgen hebben stoffen ontdekt die de afscheiding inhiberen van specifieke hormonen die de hoofdoorzaak zijn reumatoide artritis. Deze auto-immuunziekte veroorzaakt chronische gewrichtsontsteking.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    TNL
    “Agfa en Umicore uitblinkers op Euronext Brussel” (24/08/2006), De Standaard
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be