hypnotiseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hyp·no·ti·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hypnotiseren
hypnotiseerde
gehypnotiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

hypnotiseren

  1. overgankelijk het onder hypnose brengen van mensen
  2. het onder hypnose gebracht worden door een hypnotiseur
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be