Naar inhoud springen

heis

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: heißhejs


  • heis
  • Afleiding van het Noorse werkwoord heise, dat van het Nederlandse werkwoord hijsen afkomstig is
Naar frequentie 5176
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   heis     heisen     heiser     heisene  
genitief   heis'     heisens     heisers     heisenes  

[A] heis m

  1. (techniek) lift
    «Ta heisen opp i sjette etasje!»
    Neem de lift naar de zesde verdieping!
  2. (scheepvaart) bovenhoek van een driehoekig zeil
  3. (figuurlijk) in de uitdrukking:
    1. komme i heisen
  • [3.1.]: komme i heisen
er bekaaid van afkomen
in de klem raken
in een heikele situatie komen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   heis     heiset     heis     heisa
heisene  
genitief   heis'     heisets     heis'     heisas
heisenes  

[B] heis o

  1. (scheepvaart) de lading die bij het laden en lossen in één keer wordt opgehaald of neergelaten

heis, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van heis (betekenis [B])


  • heis
  • Afleiding van het Nynorske werkwoord heise, dat van het Nederlandse werkwoord hijsen afkomstig is
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   heis     heisen     heisar     heisane  

heis m

  1. (techniek) lift
    «Ta heisen til sjuande etasje!»
    Neem de lift naar de zevende verdieping!
  2. (scheepvaart) bovenhoek van een driehoekig zeil
  3. (figuurlijk) in de uitdrukkingen:
    1. gå i heisen
    2. kome i heisen
  4. (scheepvaart) de menigte die bij het laden en lossen in één keer wordt oppgehaald of neergelaten
  • [3.1.]: gå i heisen
verloren gaan
  • [3.2.]: kome i heisen
er bekaaid van afkomen
in de klem raken
in een heikele situatie komen