heiere

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • hei·e·re
Woordherkomst en -opbouw
vervoeging
tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm
hele vervoeging zie heiere/vervoeging
onbepaalde
wijs
heiere
verleden
tijd
(er) hot gheiert
voltooid
deelwoord
hot gheiert
enkelvoud meervoud
1e persoon ich heier mir / mer heiere
2e persoon du heierscht dihr / der
dihr / der
dihr / der
ihr / er
ihr / er
nihr / ner
heiert
heiere
heieret
heiert
heiere
heiere
3e persoon er heiert sie heiere
sie heiert
es heiert

Werkwoord

heiere

  1. onovergankelijk, overgankelijkhuwen, trouwen
    «Schpot im Yaahr 2017 iss die Neiichkeede rauskumme ass der Keenichsoh Harry aus England im 2018 heiere waerr.»
    Eind 2017 kwam het nieuws dat de zoon van de koning Harry uit Engeland in 2018 zou trouwen.
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
Opmerkingen