grade
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Engels
Uitspraak
- /ɡɹeɪd/
- Audio (US) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
grade | grades |
Zelfstandig naamwoord
grade
- (onderwijs) cijfer, rapportcijfer
- «He always had good grades in math.»
- Hij has altijd hoge cijfers voor wiskunde.
- «He always had good grades in math.»
- (onderwijs) klas, groep
- «He was in grade five.»
- Hij zat in de vijfde klas.
- «He was in grade five.»
- helling, steilte
- «That is a grade of 5%.»
- Dat is een hellingvan 5%.
- «That is a grade of 5%.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to grade |
he/she/it | grades |
verleden tijd | graded |
voltooid deelwoord |
graded |
onvoltooid deelwoord |
grading |
gebiedende wijs | grade |
Werkwoord
grade
- (onderwijs) corrigeren, nakijken, cijfers geven
- «Has our exam been graded yet?»
- Is ons examen al nagekeken?
- «Has our exam been graded yet?»
- een rang toewijzen, naar rang of kwaliteit ordenen