Naar inhoud springen

goddelijk

Uit WikiWoordenboek
  • god·de·lijk
  • Afgeleid van god met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen goddelijk goddelijker goddelijkst
verbogen goddelijke goddelijkere goddelijkste
partitief goddelijks goddelijkers -

goddelijk

  1. wat van een god is, wat toebehoort aan een god
  2. wat eigen is aan een god
  3. heerlijk, schitterend
    • Gisteren heb een goddelijk diner gehad. 
    • ‘Hoe is het mogelijk, hè? Dat goddelijke lichaam dat opeens begint te haperen, snap jij dat nou?’ [1] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be