goddelijk
Uiterlijk
- god·de·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | goddelijk | goddelijker | goddelijkst |
verbogen | goddelijke | goddelijkere | goddelijkste |
partitief | goddelijks | goddelijkers | - |
goddelijk
- wat van een god is, wat toebehoort aan een god
- wat eigen is aan een god
- heerlijk, schitterend
- Gisteren heb een goddelijk diner gehad.
- ‘Hoe is het mogelijk, hè? Dat goddelijke lichaam dat opeens begint te haperen, snap jij dat nou?’ [1]
1.
- Het woord goddelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "goddelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be