gezantschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zant·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezantschap gezantschappen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gezantschapo

  1. het ambt van gezant
  2. een diplomatieke vertegenwoordiging bestaande uit een gezant met al de hem toegevoegde personen
     Mijn vader Antoine was de zoon van een Franse diplomaat in Stockholm, maar toen mama en hij elkaar ontmoetten, had een aantal Franse diplomaten hun baan opgezegd bij het gezantschap aan de Narvavâgen.[2]
  3. gebouw van een legatie
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be