gespan
Uiterlijk
- ge·span
- Naamwoord van handeling van spannen met het voorvoegsel ge- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gespan | gespannen |
verkleinwoord |
het gespan o
- twee of meer trekdieren die samen zijn aangespannen
- deel van een houten dakconstructie (trekbalk en sporen)
- [1] span
- [1] dissel, disselboom, ossenspan
- Het woord gespan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gespan" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ gespan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be