genoeg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·noeg
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onbepaald telwoord: voldoende’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
Onbepaald voornaamwoord
genoeg
- voldoende, in een hoeveelheid die niet te veel en niet te weinig is
- Zo is het wel genoeg thee.
- Er zijn mensen genoeg die niet van thee houden.
- ▸ Want ieder jaar gaat er een nieuw Pietje mee, klein genoeg om door de schoorstenen te roetsjen en handig in klauteren en springen.[2]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Tussenwerpsel
genoeg
- stop!;
- Genoeg daarmee!
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
genoegen |
genoeg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van genoegen
- Ik genoeg.
- gebiedende wijs van genoegen
- Genoeg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van genoegen
- Genoeg je?
Gangbaarheid
- Het woord genoeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "genoeg" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "genoeg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat
, p. 11
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Onbepaald voornaamwoord in het Nederlands
- Tussenwerpsel in het Nederlands
- Trefwoorden in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %