fraseren
Uiterlijk
Niet te verwarren met: faseren |
- fra·se·ren
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘(muzikaal) interpungeren’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- afgeleid van frase ? (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fraseren |
fraseerde |
gefraseerd |
zwak -d | volledig |
fraseren
- overgankelijk (taalkunde) in frasen onderverdelen (met name gezegd van zinnen)
- overgankelijk muzikale eenheden (i.e. muzikale zinnen) door middel van articulatie beter doen uitkomen
- Thibaudets spel is heel precies, fraai gearticuleerd, dito gefraseerd en kleurrijk.
- Het woord fraseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fraseren" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "fraseren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fraseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 83 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %