fez
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fez
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘muts’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1836 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fez | fezzen |
verkleinwoord | fezje | fezjes |
Zelfstandig naamwoord
fez m
- (hoofddeksel) bepaald soort hoed met een Turkse oorsprong
- Die man draagt een fez.
Hyperoniemen
Vertalingen
1. bepaald soort hoed van Turkse oorsprong
Gangbaarheid
- Het woord fez staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "fez" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Zweeds
Uitspraak
Naar frequentie | 62.498 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | fez | fezen | fezer | fezerna |
genitief | fez | fezens | fezers | fezernas |
Zelfstandig naamwoord
fez g
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Hoofddeksel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 69 %
- Prevalentie Vlaanderen 68 %
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 3
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Woorden in het Zweeds met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds
- Hoofddeksel in het Zweeds