exegese
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- exe·ge·se
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijbelverklaring’ voor het eerst aangetroffen in 1799 [1]
- afgeleid van het Franse exégèse of daarvoor van het Griekse 'exḗgēsis' (interpretatie)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | exegese | exegesen exegeses |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- tekstuitleg, in het bijzonder van Bijbelse teksten
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord exegese staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "exegese" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "exegese" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be