Naar inhoud springen

enveloppe

Uit WikiWoordenboek
Twee enveloppen
Twee enveloppen
  • en·ve·lop·pe
enkelvoud meervoud
naamwoord enveloppe enveloppen
verkleinwoord enveloppetje enveloppetjes

deenveloppev/m

  1. papieren omslag voor brieven
    • Ik liet gisteren mijn hele doos met enveloppen vallen. 
     Door de zegel scheef of omgekeerd op een kaart of enveloppe te plakken, kon de afzender stiekem zijn of haar gevoelens aan de geadresseerde tonen.[4]
  2. (financieel) totaalbedrag voor een bepaald doel beschikbaar gesteld aan een ontvanger die daarbinnen zelf de precieze besteding kan bepalen
     Artikel 12 verplicht de inrichting ertoe niet boven een jaarlijks vastgestelde enveloppe aan de verzekeringsinstellingen te factureren.[5]
93 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. enveloppe op website: Etymologiebank.nl
  3. "enveloppe" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Bronlink geraadpleegd op 21 mei 2025 Weblink bron
    Tammo Schuringa
    “Cupido’s code” (14 februari 2014) op nrc.nl op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 21 mei 2025 Weblink bron Gearchiveerde versie
    H. de Ridder
    “Nieuwe medisch-psychosociale overeenkomst die met de hiv/aids-referentiecentra moet worden gesloten (sector 7.76.0).”, Omzendbrief VI nr 2015/29 (28 januari 2015), R.I.Z.I.V. (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering), p. 4
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be