Naar inhoud springen

enk

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 12 jan 2020 om 01:38 (→‎top: hoofdklemtoon met AWB)
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Enkenk.


  • enk
enkelvoud meervoud
naamwoord enk enken
verkleinwoord - -

enk m

  1. akkergronden bij een nederzetting die door eeuwenlange bemesting een hoogte in het landschap vormen
    • Werden in het noordoosten van Apeldoorn vooral villa's gebouwd, in het zuidwesten - op de Apeldoornse enk - bouwde men vooral middenstandswoningen (Korte Nieuwstraat). [5]
    • Het bijeenliggend bouwland bij de oudste buurschappen heet "eng" of "enk", waarvoor echter "veld" vroeg optreedt: bij de buurschap Lool hoort het "Loolseveld" (…), maar ook de oudere huisnaam "Overink" (1399 "toe Averhingh" 'aan gene zijnde van de Enk', …). [6]
  • eng (uitspraakvariant)
  • es
56 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[7]


enk

  1. nauw, eng