eenmaal
Uiterlijk
- een·maal
- samenstelling van een ht en maal zn
eenmaal
- een enkele keer
- Hij heeft die vergissing slechts eenmaal gemaakt.
- nu ~ een feit dat niet veranderd kan worden
- Hij heeft die vergissing nu eenmaal gemaakt.
- Sommige vrouwen zijn nu eenmaal enorme kletskousen daar moet je maar mee zien te leven.
- ▸ Het zal u zijn opgevallen dat het hotel hier en daar sporen vertoont van achterstallig onderhoud. We hebben nu eenmaal niet zoveel gasten meer als vroeger. Ook daaraan wil meneer Wang iets doen. Hij streeft naar een volle bezetting.[1]
- als ... ~ geeft een verandering in omstandigheden aan bij een bepaalde gebeurtenis, eens
- Als ik eenmaal een nieuwe baan heb zal ik je zeker trakteren.
- Als er eenmaal water door de dijk begint te komen, is een doorbraak onvermijdelijk geworden.
- ▸ Eenmaal buiten wist ik me gelukkig nog net mijn roze fiets te herinneren en daarop reed ik voorzichtig richting de Best Western.[2]
1. een enkele keer
- Het woord eenmaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eenmaal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Telbijwoord in het Nederlands
- Trefwoorden in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %