ebben
Uiterlijk

- eb·ben
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | ebben | - |
| verkleinwoord | - | - |
het ebben o
- het zwarte en zware hout van een ebbenboom, behorende tot één uit een aantal tropische soorten uit het geslacht Diospyros
(familie Ebenaceae
)
- Het gebruik van ebben is vanwege de kostbaarheid van het hout erg beperkt.
1, edele houtsoort
| stellend | |
|---|---|
| onverbogen | (alleen attributief) |
| verbogen |
ebben
- vervaardigd van ebbenhout
- We hebben van oma een ebben olifantje geërfd.
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| ebben |
ebde |
geëbd |
| zwak -d | volledig | |
ebben
- onpersoonlijk geleidelijk wegvloeien, met name onder invloed van de getijden
- Hij had niet in gaten dat het al enige tijd ebde en kwam daardoor vast te zitten in de modder.
- Het woord ebben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ebben" herkend door:
| 86 % | van de Nederlanders; |
| 86 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Stofadjectief in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Onpersoonlijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 86 %
- Prevalentie Vlaanderen 86 %