dreiging
Uiterlijk
- drei·ging
- Naamwoord van handeling van dreigen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dreiging | dreigingen |
verkleinwoord | dreiginkje | dreiginkjes |
de dreiging v
- een vervelende gebeurtenis die in het vooruitzicht is gesteld
- De dreiging van opsluiting werd de inbreker te veel en hij stopte ermee.
- ▸ Minister Micky Adriaansens van Economische Zaken wil dat eenmanszaken hun vestigingsadres straks volledig kunnen afschermen in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KVK). Ondernemers moeten als alternatief dan wel een postadres registreren. KVK schermt nu al op verzoek af bij een vermoeden van dreiging.[1]
1. een bestraffende handeling die in het vooruitzicht is gesteld
- Het woord dreiging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dreiging" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Minister wil dat eenmanszaken adres kunnen afschermen bij KVK” (Woensdag 29 juni 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be