doodrijder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

veroordeling doodrijder
Uitspraak
Woordafbreking
  • dood·rij·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doodrijder doodrijders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de doodrijderm

  1. (verkeer) iemand die een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt; roekeloze automobilist
    • De PVV heeft schriftelijk vragen gesteld aan minister Opstelten van Veiligheid & Justitie over het feit dat de doodrijder van cabaretière Floor van der Wal vervroegd vrij komt. [2] 
    • Het CDA vindt het onbegrijpelijk dat veel te hard rijden, bumperkleven en gevaarlijk inhalen nu niet als roekeloos worden bestempeld. De PVV meent zelfs dat bij aantoonbaar wangedrag minimumstraffen moeten gelden voor doodrijders. [3] 

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen