delta

Uit WikiWoordenboek
Nijldelta

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • del·ta
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘land omsloten door rivierarmen’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
  • Van de vierde letter van het Griekse alfabet "Δ / δ" [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord delta delta's
verkleinwoord deltaatje deltaatjes

Zelfstandig naamwoord

delta v/m

  1. (taalkunde) vierde letter van het Griekse alfabet en wiskundige operator
  2. (geologie) driehoekig gevormd uitmondingsgebied van rivieren
    • Natuurdocumentaireserie over Italië, met aandacht voor het noorden van het land. Dit wordt gekenmerkt door een grote diversiteit in landschappen: de onherbergzame Dolomieten, de delta van de Po en het wonderschone Toscane.[3] 
  3. (spellingsalfabet) spelwoord van het ITU/NAVO-spellingalfabet voor de letter d
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Zweeds

Zelfstandig naamwoord

  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   delta     deltat     deltan     deltana  
genitief   deltas     deltats     deltans     deltanas  

delta

  1. delta

Werkwoord

stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
delta
deltog
deltagit
volledig

delta

  1. deelnemen